Eerder heeft u kunnen lezen dat we een taxatiemodel gebruiken om de WOZ-waarde te bepalen van woningen. Het bepalen van de WOZ-waarde van woningen noemen we taxeren. In dit hoofdstuk leggen we uit hoe het taxeren van woningen met een taxatiemodel gaat.
6.1 Hoe werkt een taxatiemodel?
Het taxatiemodel zit in een computerprogramma. De woningen worden op basis van de vergelijkingsmethode getaxeerd. Dat wil zeggen dat woningen in groepen van vergelijkbare woningen worden ingedeeld en per groep deze woningen worden gewaardeerd aan de hand van vergelijkbare verkochte woningen binnen die groep. Daarbij houdt ons systeem rekening met verschillen tussen de woningen. Die verschillen zijn bijvoorbeeld het bouwjaar van een woning, de locatie, de gebruiksoppervlakte van de woning, hoeveel grond er bij de woning hoort en meer.
6.2 Hoe werkt de marktanalyse?
In hoofdstuk 4 heeft u kunnen lezen wat een permanente marktanalyse (stap 1 in het WOZ-proces) is. Hier leggen we verder uit hoe die marktanalyse werkt. De basis van de werkzaamheden ligt in de uitgangspunten van de Wet WOZ, de waarderingsinstructie en de Uitvoeringsregeling wet WOZ. De marktanalyse wordt doorlopend uitgevoerd gedurende het hele jaar, daarom gebruiken we ook de term permanente marktanalyse.
De permanente marktanalyse bestaat uit verschillende onderdelen:
- de marktanalyse van de vraagprijzen van woningen, en;
- de marktanalyse van verkoopcijfers van woningen, en;
- de indexering naar de waardepeildatum.
1. Vraagprijzen
Alle openbaar gepubliceerde vraagprijzen van de objecten die gelegen zijn binnen het verzorgingsgebied van GBLT worden verzameld en geanalyseerd. De analyse bestaat met name uit het controleren en analyseren van de primaire en secundaire objectkenmerken (KOUDV). De fotopresentaties worden bekeken en de teksten geanalyseerd. De resultaten van deze analyse worden opgeslagen bij het betreffende object.
2. Verkoopcijfers
Alle ontvangen verkoopcijfers van het Kadaster worden zorgvuldig onderzocht. Op basis van de voorschriften en uitgangspunten van de wet WOZ worden de marktcijfers geanalyseerd in hun bruikbaarheid en gekwantificeerd. De taxateur controleert of de verkoop op de vrije markt tot stand gekomen is en of er bijzondere uitgangspunten zijn om rekening mee te houden. Ook worden er aanvullend inlichtingenformulieren verzonden aan kopers over de staat van onderhoud en de eventueel gedane investeringen voor het gekochte object. Als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor het verkoopcijfer niet bruikbaar is, zal de taxateur dit verkoopcijfer buiten beschouwing laten. Dit verkoopcijfer vertegenwoordigt dan niet de marktwaarde. Denk bijvoorbeeld aan excessen zoals een afgebrande woning die daarna is verkocht. Een dergelijke waarde vertegenwoordigt niet de marktwaarde.
3. Indexering
GBLT indexeert elk verkoopcijfer naar de waardepeildatum. Zo wordt namelijk zichtbaar wat de prijsontwikkeling is van de betreffende woning. GBLT heeft ervoor gekozen om de indexatie per kwartaal toe te passen.
De marktontwikkelingen tussen moment van verkoop en de waardepeildatum wordt geanalyseerd. De uitkomsten worden middels indexeringen doorgevoerd met betrekking tot verkoopprijzen. Deze worden in de vergelijkingen betrokken.
De gemiddelde prijs per eenheid per kwartaal (eventueel nog uitgesplitst naar gegroepeerde types) wordt afgezet tegen de prijs per eenheid op de peildatum (gemiddelde Q4 & Q1). Dit levert een verhouding/ratio op welke aangeeft hoeveel hoger of lager de prijzen in een kwartaal lagen ten opzichte van de peildatum.
Deze factor wordt toegepast op de verkoopprijzen van dat kwartaal om de verkoopprijzen op die manier naar het niveau van de peildatum te indexeren. Bij de initiële indexatie wordt hierbij nog rekening gehouden met de ontwikkeling tussen kwartalen. Latere verkoopcijfers die binnenkomen in de loop van het nieuwe jaar worden per maand/kwartaal met één indexpercentage geïndexeerd.
Deze berekening moet in het nieuwe jaar opnieuw uitgevoerd worden op basis van een vergelijking per kwartaal met de nieuwe peildatum. De geïndexeerde verkoopcijfers zoals deze voor belastingjaar 2025 bepaald zijn, zijn alleen voor dat belastingjaar relevant.
6.3 Hoe komt de modelwaarde van een woning tot stand?
Het taxatiemodel uitgelegd in drie stappen:
- De woning wordt gewaardeerd op basis van de gebruiksoppervlakte. Uit alle verkopen van de vergelijkbare woningen ontstaat een gemiddelde prijs per vierkante meter gebruiksoppervlakte. Deze wordt gebruikt om de waarde van de woning te bepalen. De gemiddelde prijs per vierkante meter wort eventueel gecorrigeerd voor kwaliteit, onderhoudstoestand, uitstraling en doelmatigheid.
- De grond wordt gewaardeerd op basis van het aantal vierkante meters van het perceel. Er geldt een prijs per vierkante meter.
- Bijgebouwen worden gewaardeerd met behulp van een bijgebouwenmodel. In dit model wordt op basis van de uitgevoerde marktanalyse een prijs per soort bijgebouw opgenomen.
1. Woning (en aanbouw woning)
De gemiddelde vierkante meterprijs van de geanalyseerde, geschoonde en eventuele gecorrigeerde prijs per m2 van de verkochte woningen wordt gebruikt bij het modelmatig waarderen. Omdat in een groep sprake kan zijn van verschil in gebruiksoppervlakten, wordt ook met deze verschillen rekening gehouden. Het taxatiemodel doet ook aanpassingen op de grootte van een woning of de grootte van een perceel grond. Dat doet het model om rekening te houden met de afnemende meerwaarde. Afnemende meerwaarde betekent dat een koper van een woning, als er veel vierkante meters grond zijn, voor iedere vierkante meter grond die er nog bijkomt minder geld betaalt.
Verder wordt de “wortelcorrectie” toegepast: de wortelcorrectie wordt berekend door de grootte van de referentie te delen door de grootte van het te taxeren object, en vervolgens de wortel te nemen van deze verhouding. Het resulterende getal wordt toegepast op de prijs per eenheid (PPE). De onderdelen “aanbouw woonruimte” en “dakopbouw” worden meegenomen in de berekening. De wortelcorrectie wordt zowel toegepast wanneer het te taxeren object kleiner als wanneer het groter is dan de gemiddelde grootte van de referenties.
2. Grond
Bij de taxatie van woningen wordt voor de taxatie van de grondcomponent gebruik gemaakt van grondstaffels. Bij het bepalen van de grondstaffels wordt rekening gehouden met het afnemend grensnut. Dit wil zeggen: het nut van iedere extra vierkante meter grond neemt af naarmate er meer van is. Dus hoe meer grondoppervlakte bij een woning aanwezig is, hoe lager de prijs per vierkante meter is. De grondstaffels worden ieder jaar getoetst en eventueel bijgesteld aan de hand van de uitgevoerde marktanalyse. In bijlage 1 zijn de grondstaffels opgenomen.
3. Bijgebouw
Bijgebouwen worden gewaardeerd met behulp van een bijgebouwenmodel. In dit model wordt op basis van de uitgevoerde marktanalyse een prijs per soort bijgebouw opgenomen. In bijlage 2 treft u het bijgebouwenmodel aan.
6.4 Wat is van invloed op de WOZ-waarde van een woning?
U heeft hierboven gelezen hoe het taxatiemodel werkt. Het taxatiemodel werkt als de gegevens (objectkenmerken) van een woning kloppen.
6.4.1 Primaire objectkenmerken
Eerder vertelden we wat primaire objectkenmerken zijn. Dit zijn de belangrijkste objectkenmerken van de woning die wij registeren. Primaire objectkenmerken zijn meetbaar (gebruiksoppervlakte, perceeloppervlakte, bouwjaar, enz.). Alle meetbare kenmerken gebruiken we bij de waardebepaling.
6.4.2 Secundaire objectkenmerken
De secundaire objectkenmerken hebben ook invloed op de waardebepaling. We hebben algemene uitgangspunten hoe we de secundaire objectkenmerken voor een woning bepalen. Op die manier doen we dat voor alle woningen op dezelfde wijze. We gebruiken een vijfpuntenschaal (1 tot 5) om de secundaire objectkenmerken te registreren. Een 3 betekent ‘gemiddeld’, een 1 betekent ‘slecht’ en een 5 betekent ‘uitstekend’. Het secundaire objectkenmerk ‘ligging’ is niet hetzelfde als ‘locatie’. ‘Ligging’ gaat specifiek over de woning. ‘Locatie’ is breder, dat gaat over een buurt, wijk of soms zelfs een hele woonplaats. We leggen het verschil uit.
Locatie
GBLT heeft de gemeenten verdeeld in verschillende waardegebieden. Een waardegebied is een separaat gebied in de gemeente. Bijvoorbeeld de dorpskern van een plaats. Deze waardegebieden gebruiken wij in het taxatiemodel. Op die manier nemen we specifieke eigenschappen van een waardegebied mee in de WOZ-waarde. Zo maken we verschil tussen de WOZ-waarde van een woning in het centrum of een woning in het buitengebied. Door de modelwaarde per waardegebied te bepalen, houden we beter rekening met de verschillen in de locaties tussen verschillende woningen in verschillende waardegebieden. In bijlage 4 treft u de verschillende waardegebieden van de GBLT-gemeenten aan.
Ligging
Zijn er bepaalde invloeden op de marktwaarde die alleen voor uw woning gelden? Dan nemen we dit ook in de WOZ-waarde mee. Voor deze specifieke invloeden op de WOZ-waarde gebruiken we het secundaire objectkenmerk ligging.
De ligging kent een schaal van 1 tot 5. Waarbij 3 de standaard ligging is. Bij een correctie op de ligging wordt de grondwaarde per stap met een percentage gecorrigeerd.
Nadere uitleg KOUDVL
Alle factoren die de waarde van een woning beïnvloeden noemen we de KOUDVL-factoren. KOUDVL staat voor Kwaliteit, Onderhoud, Uitstraling, Doelmatigheid, Voorzieningen en Ligging. Deze factoren kennen net als de ligging een schaal van 1 tot 5. Waarbij 3 de standaard is. Bij een correctie op één van de KOUDV-factoren wordt de waarde van het hoofdgebouw aangepast. Bij een correctie op de Ligging wordt de waarde van de grond aangepast bij grondgebonden woningen en de waarde van het hoofdgebouw bij gestapelde woningen.

Kwaliteit
Met kwaliteit wordt bedoeld de kwaliteit van de gebruikte materialen ten opzichte van gelijksoortige woningen. Er is dus duidelijk sprake van een afwijkende kwaliteit van de gebruikte materialen.
Onderhoud
Dit betreft de algehele indruk van de woning, waarbij zaken als toestand dak, gevels en kozijnen moeten worden beoordeeld maar ook de afwerking aan de binnenzijde van de woning.
Uitstraling
De uitstraling van een woning geeft de specifieke uitstraling voor een object ten opzichte van andere objecten aan. Hierbij valt te denken aan architectonische interieur- en exterieure eigenschappen.
Doelmatigheid
De doelmatigheid geeft aan in hoeverre een onderdeel wel of niet doelmatig is voor de functie die hij voor het object vervult. Hoewel we deze factoren voor het merendeel bij de niet-woningen gebruiken, komt deze correctiefactor wel degelijk voor bij de woningen. Hierbij kunt u denken aan bedrijfsruimtes die bewoond worden of woningdelen die als bedrijfsruimte worden gebruikt. Of een woning die niet meer dusdanig als woning gebruikt kan worden.
Voorzieningen
Onder voorzieningen wordt verstaan: inpandige zaken die een duidelijk meerwaarde hebben tijdens de verkoop, hierbij moet gedacht worden aan zaken als een keuken/badkamer, afwerking binnenzijde en andere luxe zaken.
Correctie KOUDVL aan de hand van voorbeelden:
- Correctie KOUDV: Wanneer een vrijstaande woning gekwantificeerd is met bijvoorbeeld een 4 voor kwaliteit, onderhoud en uitstraling, dan wordt het hoofdgebouw gecorrigeerd met 27% (10% + 5% +12%).
- Correctie ligging: Wanneer een vrijstaande woning gekwantificeerd is met een 4 voor de ligging, dan wordt de grondwaarde gecorrigeerd met 15%. Is de ligging gekwantificeerd met een 5, dan wordt de grondwaarde met 30% gecorrigeerd (15% per stap).
Energiezuinig
In de huidige markt, zeker bij woningen, is of een pand energiezuinig is een zeer belangrijk aandachtspunt voor potentiële kopers. De mate van energiezuinigheid heeft niet alleen invloed op de snelheid waarmee woningen verkocht worden, maar ook op de betaalde prijs.
De energiezuinigheid komt bij de woningen die op de markt zijn veelal tot uitdrukking in het energielabel. Immers bij verkoop is een dergelijk label verplicht en met behulp van dit energielabel kan in de marktanalyse van verkoopprijzen van woningen onderzocht worden hoe groot de invloed van deze energiezuinigheid op de marktwaarde is. Daarom registreren wij de (actuele) energielabels in de WOZ-administratie zodat deze gebruikt kan worden bij de marktanalyse.
Toch staat het energielabel en de energiezuinigheid niet genoemd in het overzicht van secundaire objectkenmerken. Daarvoor zijn twee belangrijke redenen:
- De secundaire objectkenmerken zijn bedoeld om WOZ-objecten (woningen) systematisch met elkaar te kunnen vergelijken. Die systematische vergelijking is alleen mogelijk als voor alle woningen, zowel de recent verkochte als de niet-verkochte woningen de registratie uniform is. Aan die voorwaarde wordt niet voldaan, omdat niet voor alle woningen een energielabel beschikbaar is.
- Het uitgangspunt van de WOZ-taxatie is dat deze is gebaseerd op de werkelijke situatie van het WOZ-object op de waardepeildatum. Het energielabel wordt op een bepaald moment vastgesteld en is dan tien jaar geldig. In deze periode kan er sprake zijn van significantie wijzigingen aan het object, terwijl er geen nieuw energielabel wordt bepaald. Om die reden is het onvoldoende gewaarborgd dat het formele energielabel een goede weergave vormt voor de situatie op de waardepeildatum.
Naast het feit dat het formeel vastgestelde energielabel niet direct gebruikt kan worden als een secundair objectkenmerk, is er ook geen sprake van een WOZ-kenmerk energiezuinigheid. Met een dergelijk kenmerk zouden onderlinge verschillen tussen woningen op het aspect energiezuinigheid tot uitdrukking gebracht kunnen worden. Hier is niet voor gekozen, omdat het risico bestaat dat bepaalde kenmerken van de woning dan op verschillende plaatsen worden meegenomen in de registratie en meegewogen in de taxatie. Bijvoorbeeld bij het secundaire kenmerk “kwaliteit” staat aangegeven dat isolatie van de woning (gevels, dak en ramen) van invloed is bij de beoordeling van dit kenmerk. Dit belangrijke aspect van de energiezuinigheid komt dus al tot uitdrukking en hoeft niet afzonderlijk in een apart secundair objectkenmerk tot uitdrukking te komen.
Dat geldt ook voor andere kenmerken van de woning of voorzieningen bij de woningen die de energiezuinigheid beïnvloeden. Bijvoorbeeld bijzondere aspecten als een warmtepomp of andere voorzieningen om niet meer afhankelijk te zijn van gas om een woning te verwarmen, kunnen in het secundaire objectkenmerk “voorzieningen” tot uitdrukking komen.
6.5 Hoe controleren we of het taxatiemodel de juiste waarde bepaalt?
We controleren of het taxatiemodel de juiste WOZ-waarde bepaalt onder andere aan de hand van verschillende statistische formules.
6.5.1 Ratio’s
Eén van de onderdelen is de ‘ratio’ van verkochte woningen. We delen dan de modelwaarde uit het taxatiemodel door het gerealiseerde verkoopcijfer:

Deze ratio’s moeten binnen een bepaalde bandbreedte liggen. De bandbreedte die gehanteerd wordt is afhankelijk van de transactiedatum en het type woning. Wanneer de transactiedatum in een stijgende markt voor de waardepeildatum ligt, is het aannemelijk dat de ratio groter is dan 1. Ligt de transactiedatum in dezelfde markt na de waardepeildatum dat is het aannemelijk dat de ratio kleiner is dan 1. Hoe verder het transactiecijfer van de waardepeildatum is gerealiseerd, hoe meer de ratio afwijkt van 1. Ook voor gelijke groepen bepalen we de ratio’s. Valt de ratio niet binnen de bandbreedte van de groep, dan is hier vaak een reden voor. Deze afwijking wordt onderzocht en nader onderbouwd.
Om het gehele model te controleren, rekenen we ook de gemiddelde ratio van alle verkoopcijfers uit. Valt de gemiddelde ratio van alle verkoopcijfers binnen de bandbreedte? Dan sluiten de modelwaardes die door het taxatiemodel zijn uitgerekend goed aan op de marktwaarde.
Bij iedere verkoop van een woning is sprake van transactieruis. Transactieruis wil zeggen dat er sprake is van subjectieve invloeden bij de verkoop van een woning. Een paar voorbeelden van die invloeden zijn:
a) de informatie die de koper en/of verkoper over de woning heeft (of juist niet);
b) de onderhandelingskwaliteiten van de koper en/of verkoper;
c) emotie die koper en/of verkoper heeft bij het (ver)kopen van de woning.
Door dit soort invloeden kan de verkoopprijs van één woning verschillen van de marktwaarde van de woning. Eigenlijk kan je door de transactieruis ook niet zeggen dat er één juiste WOZ-waarde (marktwaarde) voor een woning is. De WOZ-waarde (marktwaarde) bepalen we door zoveel mogelijk verkoopprijzen te gebruiken in het taxatiemodel. Op die manier kunnen we het effect van de transactieruis zo klein mogelijk maken.
6.5.2 Controle Waarderingskamer
De Waarderingskamer heeft de regel dat de gemiddelde ratio van alle goedgekeurde verkoopcijfers goed is als die tussen 0,96 en 1,03 is. De gemiddelde ratio is één van de onderdelen die de Waarderingskamer controleert. Pas als we goedkeuring van de Waarderingskamer hebben, mag GBLT een beschikking met de nieuwe WOZ-waarde sturen. Wilt u weten hoe de Waarderingskamer oordeelt over het taxatiemodel voor uw gemeente? Lees dan het oordeel van de Waarderingskamer over de kwaliteit van onze taxaties op www.waarderingskamer.nl.